Wie The Circle van Dave Eggers heeft gelezen, zal er niet meer aan twijfelen dat volledige transparantie in het privédomein geen goed idee is – als ze dat inzicht al niet eerder had opgedaan.
Transparantie in de politiek, dat leek me wel wat. Geweldig, dat de vergaderingen van de Tweede Kamer integraal worden uitgezonden – dan zijn het niet meer de journalisten die bepalen waar ik me druk over moet maken, dan kan ik zélf kijken waar ik me over opwind. Da’s de theorie. Natuurlijk kijk ik in de praktijk geen vergaderingen van de Tweede Kamer. Wel heb ik de indruk dat het feit dat het kan, effect heeft op de aard van de discussie.
Misschien vergis ik me en was het vliegen afvangen, jij-bakken en moties-voor-de-bühne indienen ook al de modus operandi van voor de livestream en kom ik er nu pas achter dat parlementariërs zich regelmatig meer met hun persoonlijke pr bezighouden dan met het Belang des Vaderlands. Dat ik wat vaker rondhang op Twitter kan daar ook mee te maken hebben, daar worden die persoonlijke pr-campagnes enthousiast voortgezet met efficient geknipte passages uit het debat en gesneer naar stemgedrag van andere partijen. Wat, de enkele keer dat ik dat uitzoek, dan toch gewoon heel anders blijkt te liggen. Bij menig ‘X veegt de vloer aan met Y’ toont het iets uitgebreidere fragment dat X dat wel stoer deed, maar vervolgens door Y werd afgeserveerd.
Natuurlijk, dat er geen interpretator zit tussen de beraadslagingen en mij, dat is soms best handig. Hoe minder interpretatieslagen tussen de oorspronkelijke zender en de uiteindelijke ontvanger, des te minder kans op ruis. Het betekent aan de andere kant misschien ook dat de beraadslagenden, die weten dat jan-en-alleman mee kan kijken, hun taalgebruik zullen aanpassen – opdat jan-en-alleman het begrijpt. Ik betwijfel of dat winst is.
Ik ben, begrijp me niet verkeerd, groot voorstander van communictie die te snappen is. Ik herinner me de kinderarts die me vertelde dat mijn baby-in-de-couveuse ‘licht cyanotisch’ was, waarvan ik als pasgeboren moeder tamelijk in paniek raakte: geen idee wat het betekent, het klinkt griezelig. De verpleegkundige vertaalde dat later: ‘ze ziet wat blauw om haar mond, vermoedelijk heeft ze het wat koud, dus we zetten de verwarming wat hoger, maar in het ergste geval kan het betekenen dat…’. Dat was voor mij beter, voor onderlinge communicatie tussen ziekenhuismedewerkers niet.
In dat laatste zit nou net mijn aarzeling bij de live te volgen vergaderingen. Ze zijn niet bedoeld om mij iets te vertellen, ze zijn bedoeld om met het kabinet en andere parlementsleden te discussieren over belangrijke kwesties. Het is daarbij voor mij als kijker misschien frustrerend als ik dat niet snap, alleen moet je je daar als spreker niets van aantrekken. Het debat is erbij gebaat als het gevoerd wordt op het niveau van de discussiepartners, niet op het niveau van de slechtst geïnformeerde en minst taalvaardige toeschouwer.
Dan heeft de journalist ook weer een rol: die is dan hopelijk ook ingevoerd in het onderwerp en kan het zo samenvatten dat de sukkel die ik ben het ook begrijpt. Dán mogen de nuances wegvallen, niet eerder.
Bij de coronapersconferenties zie ik iets vergelijkbaars gebeuren. Ze zijn, hoor ik, voor veel mensen niet te begrijpen, en dat snap ik wel. Jaap van Dissel in de persconferentie van 18 december maakte het voor veel kijkers ongetwijfeld vooral ingewikkeld. Ik zou hem niet de wijk insturen om mensen die tot nog toe niet overtuigd zijn van het nut van vaccineren over de streep te halen, daar is een ander register voor nodig. Echter, een persconferentie is iets wezenlijk anders dan publieksvoorlichting. De heren vertellen aan de aanwezige journalisten welke maatregelen genomen worden en waarom, en Jaap van Dissel gaf een nadere toelichting. Aan de journalisten. Dat wij thuis mogen meekijken maakt ons niet de doelgroep. Jaap van Dissel weg en iemand neerzetten die op niveau 1F (of wellicht zelfs A2) uitleg geeft is mijns inziens niet de oplossing.
Hoe het moet met de camera’s in de Tweede Kamer weet ik niet. Die zijn niet meer weg te denken. Misschien moeten de parlementsleden zich afvragen wat ze daar eigenlijk aan het doen zijn en waarom. Bij de persconferentietoestand lijkt het me tamelijk simpel. Je maakt er twee bijeenkomsten van: eentje die niet rechtstreeks op tv wordt uitgezonden voor de journalistiek, waar het meer ingewikkelde taalgebruik wel begrepen wordt (mag ik toch hopen). En eentje die wél op alle drieduizend kanalen te zien is, voor alle niet-journalisten, waar de communicatiespecialisten de boodschap zo vertaald hebben dat ze voor iedereen duidelijk is. Dat is toch niet heel moeilijk te realiseren?